COVID-19 GGD richtlijnen

Samenvatting

Verwekker: CoronavirusSARS-CoV-2
Besmettingsweg: Mens-op-mens-transmissie via directe druppelinfectie (hoesten en niezen), mogelijk indirecte transmissie via oppervlakten, aerosolen tijdens medische procedures
Incubatietijd: 2-14 dagen (gemiddeld 5-6 dagen)
Besmettelijke periode: Nog niet volledig bekend. In ieder geval tijdens symptomatische fase waarna virus nog langer met PCR aantoonbaar kan zijn in de keel/feces
Maatregelen:  Meldingsplicht groep A; bron- en contactonderzoek; isolatie en verdere maatregelen op indicatie
Symptomen: Milde luchtwegklachten met koorts tot ernstige pneumonie en dyspnoe

Deze CONCEPT-richtlijn is bedoeld voor GGD’en en andere zorgprofessionals en geeft aan hoe te handelen bij een patiënt met (verdenking op) COVID-19.

Deze informatie wordt regelmatig bijgewerkt; verversen van de app en webpagina voor gebruik wordt aanbevolen. 

Ziekte & BesmettelijkheidDiagnostiekRisicogroepenEpidemiologiePreventieMaatregelenProfylaxe & BehandelingHistorie

Ziekte & Besmettelijkheid

Verwekker

Het nieuwe humane coronavirus, severe acute respiratory syndrome coronavirus (SARS-CoV-2), behoort tot het species of Severe Acute Respiratory Syndrome related Coronavirus, genus beta-coronavirus, subgenus Sarbecovirussen, lineage B (Zhou 2019). Coronavirussen veroorzaken respiratoire infecties, soms met een enterale component, bij mensen en dieren.

Tot deze groep behoort ook SARS-CoV dat in 2003 wereldwijd in verschillende regio’s voor uitbraken zorgde.

Pathogenese

SARS-CoV-2 is genetisch het meest verwant aan het SARS-coronavirus. Het maakt net als SARS gebruik van de ACE2-receptor. Deze komt onder andere op het alveolair epitheel voor, wat gezien wordt als de verklaring voor de predilectie van SARS voor replicatie in de lage luchtwegen (Haagmans 2020).

Incubatieperiode

2-14 dagen (gemiddeld 5-6 dagen).

Ziekteverschijnselen

Wisselend, van milde niet-specifieke luchtwegklachten: neusverkoudheid; keelpijn (14%); (droge) hoest (68%); moeheid (38%); sputumproductie (33%); spier- en gewrichtspijnen (15%);  hoofdpijn (14%) en verhoging, tot meer ernstige ziektebeelden met koorts (> 38 graden Celsius, 88%); kortademigheid (19%) en pneumonie, tot acute respiratoire stress syndroom en septische shock.

Ook gerapporteerd (bij een kleiner deel van de patiënten): diarree (4%); misselijkheid en braken (5%). Ongeveer 80% van de gemelde gevallen heeft milde tot matig ernstige klachten, 13,8% heeft ernstige klachten en 6,1% zeer ernstige klachten.

Ook neurologische verschijnselen bij COVID-19 zijn beschreven, waaronder verlies van reukzin (hyposmie/anosmie) en smaakzin (dysgeusie), welke soms ook als enige symptoom werden gezien bij patiënten met een positieve test (Vaira 2020).

Deze bevinding werd ook gezien bij SARS en andere coronavirussen. Verlies van reukzin is niet kenmerkend voor COVID-19 en andere coronavirussen, maar treedt ook op post-viraal bij andere virussen (ENTUK 2020).

In een retrospectieve studie onder 214 COVID-19 patiënten in Wuhan, China werd bij 36.8% van deze patiënten neurologische verschijnselen vermeld; 24.8% heeft symptomen van het centrale zenuwstelsel zoals hoofdpijn, duizeligheid, maar ook ataxie, epilepsie en acuut cerebrovasculaire ziekte; 8.9% heeft perifeer neurale aandoeningen, waaronder 5% hyposmie.

Maar ook hypogeusie en neuralgie zijn vermeld (Ling 2020).

De patiënten met complicaties worden onderverdeeld in ‘ernstige pneumonie’ als zij zuurstofbehoeftig zijn (circa 65% van de gevallen), ‘kritiek’ als ze beademing nodig hebben (circa 20%), of ‘fataal’ (circa 15% van de patiënten met pneumonie). 

China meldt in maart 2020 een case fatality rate van 2,3%. Zowel de ernst, verloop en case fatality rate is afhankelijk van onderliggende aandoeningen en neemt toe bij ouderen boven de 70 jaar.

Bronnen: Guan 2020, Huang 2020, Wang W 2020, Haagmans 2020, ECDC 2020a.

Zie voor meer informatie over kinderen NVK – Documenten COVID-19

Zwangerschap

Ziekteverschijnselen bij zwangerschap

Er zijn geen aanwijzingen dat een SARS-CoV-2-infectie bij een gezonde zwangere anders verloopt dan bij een niet-zwangere. Maar net als sommige andere virale respiratoire infecties kunnen complicaties zoals een pneumonie en koorts bij een zwangere ernstig verlopen.

Dit geldt met name voor het derde trimester (> 28 weken) van de zwangerschap, vanwege de mechanische beperking van de groeiende buik met als gevolg verkleining van de longcapaciteit. Dit geldt dus niet alleen voor SARS-CoV-2-infecties, maar ook voor andere luchtweginfecties.

Natuurlijke immuniteit

De mate en duur van natuurlijke immuniteit na een doorgemaakte infectie is nog niet bekend en hangt mogelijk samen met de ernst van de doorgemaakte infectie (ECDC 2020d). 

Reservoir

Niet van toepassing. Er wordt uitgegaan van een zoönotische bron (vleermuizen en/of schubdieren)(Wang W 2020).

Besmettingsweg

De ziekte is van mens op mens overdraagbaar.

Direct

Druppelinfectie: transmissie via grote druppels uit hoesten en niezen binnen een afstand van 1,5 meter. Via Medische procedures die een infectieus aerosolgenereren (WHO 2020a).

De Federatie Medisch Specialisten heeft een overzicht van deze medische procedures gepubliceerd.

De rol van verspreiding via fecaal-oraal contact is nog onduidelijk. Virus is gedetecteerd en gekweekt uit feces (Wang W 2020, Xu 2020, Zhang 2020). Dit zal naar verwachting weinig bijdragen aan de overall transmissie.

Indirect

Er zijn aanwijzingen dat indirecte overdracht mogelijk is wanneer een persoon met de handen besmette oppervlakten en voorwerpen heeft aangeraakt waarop voldoende infectieus virus aanwezig is en daarna de mond, ogen of neus aanraakt (WHO 2020 transmission, ECDC Q&A4, Van Doremalen 2020).

Er is geen bewijs waaruit blijkt dat indirecte overdracht in de publieke ruimte, waaronder openbaar vervoer en winkels, heeft plaatsgevonden.

De kans op overdracht via oppervlakken en voorwerpen nabij een bevestigde COVID-19-patiënt lijkt groter dan in de publieke ruimte, maar het is nog onduidelijk of dit een belangrijke of prominente rol speelt in de verspreiding (Guo 2020, Yung 2020, Ong 2020).

Aerogeen

Er zijn geen aanwijzingen dat het virus zich aerogeen (via zwevende deeltjes in de lucht) verspreidt, ook niet via ventilatiesystemen, behalve tijdens Medische procedures die een infectieus aerosol genereren (WHO 2020a).

De Federatie Medisch Specialisten heeft een overzicht van deze medische procedures gepubliceerd. 

Zie voor achtergrondinformatie en literatuurreferenties de bijlage Inhoudelijke onderbouwing van de mogelijke rol van aerogene verspreiding van SARS-CoV-2 bij mens-tot-mens transmissie en de bijdrage van ventilatiesystemen.

Perinatale overdracht

Er zijn geen aanwijzingen voor perinatale overdracht.

Lactatie

Net als bij andere virale luchtweginfecties speelt transmissie van het virus via borstvoeding waarschijnlijk geen rol. Goede hand- en hoesthygiëne tijdens het geven van borstvoeding is belangrijk. Indien de moeder veel hoest kan ervoor gekozen worden om afgekolfde melk door een andere ouder/verzorger te laten geven.

Besmettelijke periode

Exacte gegevens over de besmettelijke periode ontbreken. Een patiënt is in het algemeen besmettelijk tijdens de symptomatische fase.

Er zijn aanwijzingen voor pre- en/of vroegsymptomatische transmissie. Op basis van de huidige studies is de rol van zuiver asymptomatische personen nog onduidelijk.

Zie voor de achtergrondinformatie en literatuurreferenties de bijlage Inhoudelijke onderbouwing met betrekking tot a-, pre- en vroegsymptomatische transmissie SARS-CoV-2.

Resultaten uit casestudies, clusterstudies, cross-sectionele studies en modelleringsstudies laten zien dat er 1-3 dagen voor start van symptomen transmissie kan plaatsvinden en dat asymptomatische overdracht een rol kan spelen.

Echter, het is lastig goed te definiëren of iemand helemaal geen klachten had of milde of vroege symptomen. Daarnaast is er in de meeste studies geen directe virologische onderbouwing beschikbaar in de vorm van sequentiedata, virusneutralisatiestesten en/of viruskweken.

De range waarin pre- en/of vroegsymptomatische mensen mogelijk bijdragen aan de transmissie is nog niet met zekerheid vastgesteld. Ook niet in welke situatie en/of setting deze mogelijke transmissie zou kunnen plaatsvinden.

Bij niet immuungecompromitteerden blijft SARS-CoV-2 in monsters van de luchtwegen aantoonbaar en kweekbaar tot 8 dagen na de start van symptomen in milde gevallen en piekt op dag 11 bij ernstigere gevallen (Wölfel 2020).

Uit nog niet gepubliceerd onderzoek van Viroscience Erasmus blijkt tevens dat het grootste gedeelte van de niet immuungecompromitteerde patiënten 7 dagen na de eerste ziektedag geen positieve viruskweek meer had. Bij het merendeel van de immuungecompromitteerde patiënten blijft de viruskweek langer positief dan 14 dagen (Viroscience Erasmus MC 2020).

Er is geen bewijs over de duur van de uitscheiding na het koortsvrij worden van de patiënt (ECDC 2020).

Na het verdwijnen van de klachten kan het virus met PCR nog aantoonbaar blijven in feces (4-5 weken). De rol van verspreiding via fecaal-oraal contact is nog onduidelijk.

Virus is gedetecteerd en gekweekt uit feces (Wang W 2020, Xu 2020, Zhang 2020). Dit zal naar verwachting weinig bijdragen aan de overall transmissie.

Besmettelijkheid

Exacte gegevens over de besmettelijkheid ontbreken. Er is bewijs dat de hoeveelheid virus die wordt aangetoond in patiënten het hoogst is rond het moment waarop de symptomen beginnen (He 2020, Kim 2020, Zou 2020).

Daarnaast kunnen zowel patiënten met milde als met ernstige klachten virus uitscheiden (Zhang 2020).

Buiten het lichaam kan het virus maar kort overleven. Hoe lang dat precies is, is nu nog onbekend. Dit kan variëren van enkele uren tot enkele dagen. Dat is afhankelijk van bijvoorbeeld het soort oppervlakte, de temperatuur en de luchtvochtigheid.

Er zijn aanwijzingen dat indirecte overdracht mogelijk is wanneer een persoon met de handen besmette oppervlakten en voorwerpen heeft aangeraakt waarop voldoende infectieus virus aanwezig is en daarna de mond, ogen of neus aanraakt (WHO 2020 transmission, ECDC Q&A4, Van Doremalen 2020).

Er is geen bewijs dat mensen hierdoor besmet zijn geraakt (ECDC 2020b).

De kans op overdracht via oppervlakken en voorwerpen nabij een bevestigde COVID-19-patiënt lijkt groter dan in de publieke ruimte, maar het is nog onduidelijk of dit een belangrijke of prominente rol speelt in de verspreiding (Guo 2020, Yung 2020, Ong 2020).

Zwangerschap

Perinatale overdracht

Tot nog toe is er geen intra-uteriene transmissie of een verhoogde kans op een miskraam of aangeboren afwijking door infectie met SARS-Cov-2 beschreven.

Perinatale transmissie is wel beschreven (Liu 2020, Mullens 2020).

Diagnostiek

Directe diagnostiek

Detectie van het virus kan gedaan worden met (real-time) reverse-transcriptie (RT)-PCR voor detectie van viraal RNA. 

Uiteraard dient voor een optimale detectie van het virus, onafhankelijk van de techniek, de monsterafname – nasofarynx (neus)wat en orofarynx (keel)wat – op de juiste wijze plaats te vinden. SARS-CoV-2 is bij patiënten met COVID-19 beter aantoonbaar in nasofarynx-uitstrijken dan in orofarynx-uitstrijken. 

Het blijft belangrijk om beide af te nemen, omdat er patiënten zijn die alleen op één van de twee locaties positief zijn. Stuur daarom voor SARS-CoV-2-diagnostiek ook altijd een nasofarynxwat in, naast een orofarynxwat en indien mogelijk een sputummonster of bronchoalveolaire lavagevloeistof (Yang 2020). 

Om materiaal te besparen is het mogelijk om met één stok zowel neus als keel te bemonsteren, twee stokken in één buis met verzendmedium te versturen, of materialen gepoold te testen. Voor toelichting, zie de bijlage Aanvullende informatie diagnostiek.

De tot nu toe gebruikte PCR-testen voor SARS-CoV-2 zijn gericht op twee targets: het E-gen en het RdRP-gen. Met de ervaring die tot nu toe is opgedaan, kan worden overwogen enkel voor het E-gen te testen.

De amplificatiecurve dient goed te worden beoordeeld (zeker bij een Ct van >30). Is de curve afwijkend, onbetrouwbaar of moeilijk te interpreteren, of is er sprake van een epidemiologisch onverwachte positieve, bijvoorbeeld het eerste geval op een van de Caribische eilanden, dan is confirmatie nodig.

Afhankelijk van de gevoeligheid van de lokale implementatie kan dat met de RdRP PCR, door hertesten van hetzelfde monster, of door de patiënt opnieuw te bemonsteren.

Tevens dient men nog steeds bedacht te zijn op fout-positieve signalen door primers en probe die mogelijk gecontamineerd zijn met synthetische E-gen runcontrole. Een uitvoerige ingangscontrole blijft dan ook cruciaal (Corman 2020).

Afnametechniek en beschermingsmaatregelen

Voor afnametechniek, zie de bijlage Afnametechniek specifieke virale diagnostiek. Per 18 maart 2020 is het advies om bij afname diagnostisch materiaal FFP1 (of minimaal een chirurgisch mondneusmasker) te gebruiken. Zie advies OMT. 

Voor hygiënemaatregelen bij afname, zie Generiek draaiboek, bijlage 8: ‘Hygiënemaatregelen’, paragraaf ‘Bescherming bij monsterafname’ (pagina 2). 

Uitvoerende laboratoria

Er zijn, naast Erasmus MC en RIVM-IDS, 13 regionale opschalingslaboratoria waar diagnostiek naar SARS-CoV-2 kan worden uitgevoerd. 

Daarnaast zijn er sinds begin maart ook andere medisch microbiologische laboratoria die diagnostiek naar SARS-CoV-2 opgestart zijn of bezig zijn dit te implementeren.

Er wordt een dringend verzoek aan alle GGD’en gedaan om de monsters te sturen naar het opschalingslaboratorium in hun EIGEN regio.

Voor een overzicht van de betreffende laboratoria en voor aanvullende informatie over bereikbaarheid, transport, laboratoriumveiligheid en afnamematerialen.

zie de bijlage Aanvullende informatie diagnostiek.

Indirecte diagnostiek

Serologie is (nog) niet beschikbaar, maar er wordt wel onderzoek gedaan naar de bruikbaarheid van serologische testen. Indien serum van de patiënt beschikbaar is, wordt de aanvrager verzocht dit mee te sturen met de andere monsters.

Bij het nog niet beschikbaar zijn van een serologische test draagt dit niet direct bij aan diagnostiek voor de acute fase, maar wel aan latere beeldvorming van het COVID-19. Serummonsters kunnen worden opgestuurd naar het RIVM-IDS en/of naar het Erasmus MC.

Indicaties voor diagnostiek

Testbeleid patiënten en zorgmedewerkers met klachten passend bij COVID-19

Het testbeleid is gericht op de optimale behandeling van patiënten met een hoog risico op ernstig beloop van COVID-19, een optimaal infectiepreventiebeleid in instellingen waar kwetsbare personen verblijven, en op de continuïteit van zorg door optimale inzet van schaarse zorgmedewerkers. 

Patiënten in het ziekenhuis

Diagnostiek bij patiënten vindt plaats bij patiënten met klachten en symptomen van COVID-19 op geleide van het beleid in het betreffende ziekenhuis. 

Doel is een optimale behandeling van de patiënt en het voorkomen van verspreiding van COVID-19 in het ziekenhuis.

Patiënten buiten het ziekenhuis

Buiten het ziekenhuis heeft het testen van patiënten met klachten en symptomen passend bij COVID-19 meerwaarde bij risicogroepen voor ernstig beloop, als zekerheid over de diagnose van belang is voor de behandeling of verpleging van de patiënt.

Daarnaast heeft testen meerwaarde bij risicogroepen die door hun gedrag verdere verspreiding kunnen veroorzaken binnen een instelling.

De risicogroepen zijn beschreven in de bijlage Testbeleid risicogroepen.

Ook in instellingen zoals verpleeghuizen en woonzorgcentra waar veel lichamelijk kwetsbare mensen bij elkaar wonen, wordt laagdrempelig diagnostiek ingezet. Dit is van belang voor het infectiepreventiebeleid in de instelling.

Zorgmedewerkers 

Buiten het ziekenhuis kunnen alle zorgmedewerkers met klachten of symptomen van COVID-19 en die directe zorg verlenen aan een cliënt/patiënt getest worden. Voor de uitgangspunten van het testbeleid bij zorgmedewerkers.

zie de bijlage Testbeleid zorgmedewerkers.

Overig

Het testbeleid wordt per 18 mei 2020 uitgebreid met mantelzorgers, vrijwilligers in de palliatieve zorg en PGB-gefinancierde zorgverleners. Hiervoor is door VWS een richtlijn opgesteld.

Testbeleid voor monitoren versoepelen COVID-19-maatregelen

Om het effect van het versoepelen van de COVID-19 maatregelen te monitoren, komen diverse beroepsgroepen in aanmerking om getest te worden wanneer zij klachten of symptomen van COVID-19 hebben. Naarmate er meer maatregelen versoepeld worden, zullen nieuwe beroepsgroepen worden toegevoegd.

Zie Bijlage Uitgangspunten voor het testen van personen behorende bij het versoepelen van de maatregelen.

Testbeleid overige groepen

Het testbeleid wordt per 18 mei 2020 uitgebreid met de volgende groepen:

  • Medewerkers in het openbaar vervoer met cliëntcontacten wanneer zij klachten van COVID-19 hebben.
  • Medewerkers in handhaving en toezicht (politie, BOA’s, medewerkers Dienst Justitiële Inrichtingen en marechaussee) wanneer zij klachten van COVID-19 hebben. Het gaat hierbij om het executief personeel (personeel op straat). Dit geldt dus ook voor besmettingen na een hoest- of spuugincident.

Aanvullende informatie ten aanzien van diagnostiek

Zie de bijlage Aanvullende informatie diagnostiek.

NB De situatie verandert snel. Actuele zaken zullen door middel van (Lab)inf@ct berichten worden gecommuniceerd. Bij discrepanties is (Lab)inf@ct leidend boven deze diagnostiekparagraaf. 

Vaststellingsprocedure NVMM loopt.

Risicogroepen

Verhoogde kans op infectie

  • Personen die korter dan 14 dagen geleden in een aangemerkt transmissiegebied zijn geweest, (huishoud)contacten van een bewezen patiënt.
  • Personen ≥ 18 jaar met een verstandelijke handicap die in een instelling wonen en personen woonachtig in een verpleeghuis hebben een verhoogd risico om anderen te infecteren en er gelden aanvullende preventieve maatregelen (zie Preventieve maatregelen) en een aanvullend testbeleid (zie Indicaties diagnostiek)
  • Op basis van de huidige literatuur lijken zwangere vrouwen geen verhoogd risico te hebben om geïnfecteerd te worden met SARS-CoV-2, d.w.z. ze zijn niet ontvankelijker dan andere personen.

Verhoogde kans op ernstig beloop

Naast ouderen ≥ 70 jaar zijn risicofactoren voor een ernstig beloop mensen ≥ 18 jaarmet:

  • chronische afwijkingen en functiestoornissen van de luchtwegen en longen, die vanwege de ernst onder behandeling van een longarts zijn;
  • chronische hartaandoeningen, die vanwege de ernst onder behandeling van een cardioloog zijn;
  • diabetes mellitus: slecht ingestelde diabetes of diabetes met secundaire complicaties;
  • ernstige nieraandoeningen die leiden tot dialyse of niertransplantatie;
  • verminderde weerstand tegen infecties door medicatie voor auto-immuunziekten, na orgaan- of stamceltransplantatie, bij hematologische aandoeningen, bij (functionele) asplenie, bij aangeboren of op latere leeftijd ontstane ernstige afweerstoornissen waarvoor behandeling nodig is, of tijdens en binnen 3 maanden na chemotherapie en/of bestraling bij kankerpatiënten;
  • een onbehandelde hivinfectie of een hivinfectie met een CD4-getal < 200/mm3;
  • ernstig leverlijden in Child-Pugh classificatie B of C;
  • morbide obesitas (BMI > 40).
     

Zie voor een nadere specificatie in het kader van beroepsuitoefening de bijlage Aandachtspunten rondom inzet kwetsbare medewerkers.

Voor kinderen < 18 jaar met onderliggend lijden zijn separaat adviezen opgesteld door de NVK; zie voor meer informatie het NVK – Documenten COVID-19 / NVK: Coronavirus en kinderen en adolescenten met een chronische ziekte. 

Op basis van gegevens over de leeftijdsspecifieke incidentie, is het risico op COVID-19 aanzienlijk lager bij kinderen.

Er worden in de gegevens uit China vrijwel geen ernstige uitkomsten gemeld voor personen onder de 19 jaar (China CDC, Guan).

Zie ook https://www.rivm.nl/coronavirus-covid-19/kinderen-coronavirus.

African American nurse holding patient’s hand

Zwangerschap

Verhoogd risico bij zwangerschap

Op basis van beschikbare data bestaan tot dusver geen aanwijzingen dat het krijgen van COVID-19 tijdens de zwangerschap tot een verhoogd risico op aangeboren afwijkingen of tot een ernstig beloop bij de zwangere zelf leidt (Mullens 2020).

Arbo

Aandachtspunten rondom inzet kwetsbare medewerkers

Op lci.rivm.nl/kwetsbare-medewerkers vindt u de definitie en uitgangspunten voor de inzet van kwetsbare medewerkers. 

Epidemiologie

Verspreiding in de wereld

Op dit moment (februari 2020) is er veel onzekerheid over de epidemiologische karakteristieken van COVID-19. Er is weinig epidemiologische en klinische informatie over de gevallen van COVID-19 tot nu toe. 

Officiële cijfers over het aantal bevestigde patiënten, de geografisch verspreiding, de epicurve en de nieuwe inzichten worden dagelijks bijgehouden door ECDC en WHO

In de casusdefinitie worden de meest recente gegevens in het epidemiologisch criterium verwerkt.

Voorkomen in Nederland

Op 27 februari 2020 werd een eerste geval van de infectieziekte COVID-19 in Nederland gemeld. Kijk voor een dagelijkse update op Actuele informatie over het nieuwe coronavirus (COVID-19)

Actuele informatie over het aantal patiënten dat is opgenomen (geweest) op de IC is te vinden op de website van NICENaar boven

Preventie

Immunisatie

Er is momenteel geen vaccin beschikbaar.

BCG-vaccin

Er is (nog) geen bewijs dat het BCG-vaccin werkt tegen coronavirussen. De academische ziekenhuizen in Nijmegen en Utrecht hebben bekend gemaakt een onderzoekte starten naar de mogelijke werkzaamheid van het vaccin om zorgmedewerkers beter te beschermen tegen het coronavirus.

Het RIVM levert het BCG-vaccin alleen aan GGD’en voor de indicatie om kinderen te vaccineren tegen tuberculose.

Met de huidige kennis is het vooralsnog dus niet zinvol om het voor risicogroepen of gezondheidsmedewerkers buiten de onderzoekssetting te indiceren in het kader van de bestrijding van de huidige epidemie.

BMR-vaccin

Er is (nog) geen bewijs dat het BMR-vaccin ook werkt tegen coronavirussen. Er is een onderzoek gepubliceerd dat suggereert dat de antistoffen die opgewekt worden door het BMR-vaccin (vooral tegen de rodehond) mogelijk ook zou werken tegen het nieuwe coronavirus. Deze zogenaamde kruisreagerende antistoffen zijn echter niet aangetoond in het laboratorium. 

Er is op dit moment onvoldoende bewijs dat een BMR-vaccinatie echt bescherming biedt tegen het nieuwe coronavirus. Daarom is het dus nog niet zinvol om personen, die niet eerder met BMR gevaccineerd zijn, extra te vaccineren.

Andere vaccins

Aanvullende vaccinatie tegen pneumokokken (PPV23) wordt ten tijde van de COVID-19-pandemie in voorjaar 2020 vooralsnog niet geadviseerd ter preventie van een secundaire bacteriële pneumonie bij 65-plussers met een SARS-CoV-2-infectie (zie advies). 

In het licht van de  COVID-19-pandemie heeft de Gezondheidsraad op 20 april 2020 geadviseerd om dit jaar met voorrang een pneumokokkenvaccinatie te geven aan ouderen tussen de 70 en 79 jaar, afhankelijk van de beschikbaarheid van vaccin en uitvoeringsaspecten.

Mochten er onvoldoende vaccins beschikbaar zijn, dan adviseert de commissie eerst de groep 75 tot en met 79-jarigen te vaccineren.

Daarnaast adviseert de Gezondheidsraad om mensen die COVID-19 hebben doorgemaakt en daardoor longschade hebben opgelopen voorlopig ook te kenmerken als medische risicogroep. Lees hier het gehele rapport. 

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 30 april 2020 op beide punten een positief advies uitgebracht. In deze link vindt u de bijbehorende kamerbrief.

Op basis van de beschikbare hoeveelheid vaccins zal er in het najaar 2020 een nationaal aanbod van pneumokokkenvaccinatie zijn aan iedereen die dit jaar 73 tot en met 79 jaar wordt. 

Voor aanvullende informatie zie de factsheet Pneumokokkenvaccinatie voor ouderen.

Algemene preventieve maatregelen

Iedereen in heel Nederland moet zoveel mogelijk thuisblijven.  Iedereen met luchtwegklachten moet THUISBLIJVEN. 

Alleen bij ernstige klachten TELEFONISCH contact opnemen met de huisarts. Als u of een van uw huisgenoten ook koorts heeft, dan moet iedereen THUISBLIJVEN.  Voor personen uit een cruciale of vitale beroepsgroep kunnen afwijkende regels gelden. 

Volg de instructies van Rijksoverheid.nl voor werknemers.

Voor zorgmedewerkers: zie Informatie voor zorgprofessionals. Omdat SARS-CoV-2 met name via druppels maar ook via handen wordt verspreid, zullen algemene hygiënemaatregelen zoals handen wassen, hygiëne bij het bereiden van voedsel en dranken, nies-/hoesthygiëne etc., nuttig zijn om de transmissie te voorkomen en de epidemie te beperken.

Deze maatregelen zullen het krijgen van COVID-19 niet volledig kunnen voorkomen. Persoonlijke beschermingsmaatregelen zoals het gebruik van een mond-neus-masker zijn alleen noodzakelijk voor medewerkers in de zorg.

Zie hiervoor onderstaande paragraaf ‘Preventieve maatregelen voor zorgmedewerkers’.Zie leefregels

Handhygiëne en reiniging conform de richtlijn Reiniging, desinfectie en sterilisatie in de openbare gezondheidszorg. Informatie over preventieve maatregelen ten aanzien van SARS-CoV-2 in afvalwater vindt u op de STOWA-website.

Arbo

Preventieve maatregelen voor zorgmedewerkers

Bij zorgmedewerkers is extra aandacht nodig voor:

  • toepassen handhygiëne;
  • geen handen geven;
  • hoesten en niezen in de elleboog;
  • papieren zakdoekjes gebruiken;
  • juist gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) zoals schort, handschoenen, veiligheidsbril en masker (zie tabel);
  • gebruik medische hulpmiddelen patiëntgebonden of gebruik disposables.